Hoofdstuk 1: Openbare Weg Doe de test De autosnelweg
1.2.2. De autosnelweg
De autosnelweg is een weg die bedoeld is voor snel vervoer tussen bepaalde punten en behoort tot de openbare weg.
Een autosnelweg wordt aangekondigd met een verkeersbord en ook afgesloten met een verkeersbord.
Het verkeersbord dat wordt gebruikt om een autosnelweg aan te kondigen is een blauw en rechthoekig bord, met daarop twee witte rijbanen naast elkaar (de autosnelweg) en over deze twee rijbanen staat een viaduct. Het viaduct geeft aan dat de autosnelweg niet gekruist wordt door andere rijbanen.
Dezelfde autosnelweg wordt weer afgesloten door middel van een verkeersbord.
Dat verkeersbord is hetzelfde als het aankondigende verkeersbord, maar dan met een rode streep van linksonder naar rechtsboven lopend.
Zoals hierboven gezegd, wordt een autosnelweg niet gekruist door andere autobanen.
Er is dus ook geen sprake van rotondes of kruispunten op de autosnelweg.
Dit
zorgt ervoor dat er minder belemmering is voor auto´s om te rijden en
de maximumsnelheid op de autosnelweg hoger ligt dan op gewone wegen.
Motorvoertuigen, ook met een aanhanger, mogen op autosnelwegen rijden.
De volgende bestuurders op de openbare weg mogen echter niet op de autosnelweg rijden:
- (Brom)fietsen.
- Landbouwvoertuigen.
- Vierwielige voertuigen zonder passagiersruimte.
- Bestuurders die kermisvoertuigen vervoeren.
Veel van de bovenstaande voertuigen halen simpelweg de minimumsnelheid op de autosnelweg niet.
Dit maakt het onveilig voor deze voertuigen en andere weggebruikers om op de autosnelweg te rijden.
Dit is de grootste reden dat deze voertuigen verboden zijn op de autosnelweg.
1.2.2.1. Snelheid op de autosnelweg
Op de autosnelweg geldt een andere maximumsnelheid dan voor gewone verkeerswegen. Hoe hard mag je maximaal rijden, hoe hard moet je minimaal rijden en hoe wordt dit aangegeven.
De maximumsnelheid
Normaal gesproken geldt op de autosnelweg een maximumsnelheid van 120 km/uur, in tegenstelling tot 70 km/uur op gewone wegen. Houd er rekening mee dat deze snelheden alleen gelden onder normale omstandigheden. Tijdens bijvoorbeeld ongevallen of files kan er niet altijd hard en veilig worden gereden. Houd er ook rekening mee dat te hard rijden bestraft wordt. Hier gaan we zo verder op in.
De minimumsnelheid
Naast de maximumsnelheid , geldt er op de autosnelweg ook de minimumsnelheid. Deze snelheid bedraagt 70 km/uur. Deze is belangrijk om ervoor te zorgen dat de autosnelweg een vlotte doorstroom heeft van auto's. Ook hier geldt weer dat deze minimumsnelheid alleen geldt wanneer de omstandigheden het toelaten.
Variabele snelheden
Sommige plaatsen op de autosnelweg kennen aparte snelheden, dankzij bepaalde omstandigheden. Twee voorbeelden hiervan zijn smog (een soort rook) en afritten. Deze situaties zorgen beiden voor een verandering in de maximaal toegelaten snelheid. We bespreken hieronder waarom.
Bij afritten is er sprake van een wit en vierkant verkeersbord met daarop een schuine zwarte pijl. Dit geeft aan dat er een afrit aankomt. Boven dit verkeersbord kan ook een bord staan met een maximumsnelheid erop. Dit de maximumsnelheid die de automobilist mag rijden wanneer hij de afrit nadert. Deze snelheid is afhankelijk van het soort afrit en verschilt dus ook per afrit.
Bij smog is er sprake van een verhoogd aantal deeltjes in de lucht (door bijvoorbeeld windstil weer). Dit zorgt voor gezondheidsproblemen. Om ervoor te zorgen dat de uitstoot van auto´s dit niet verder verhoogd, kan er een lagere maximumsnelheid worden gehanteerd.
Bij smog kan de maximumsnelheid worden weergegeven door middel van:
- een elektronisch bord (hangt vaak boven de weg).
- een C43 bord (een maximumsnelheidsbord) met een onderbord met de tekst ´SMOG´.
1.2.2.2. De pechstrook
De autosnelweg bestaat niet alleen uit meerdere (of enkelbaans) rijstroken, maar ook uit de pechstrook. De pechstrook ligt rechts van de meest rechter rijstrook en wordt hiervan gescheiden door middel van een: dikke, witte, doorlopende lijn. De functie van de pechstrook wordt al genoemd in de naam.
Je gebruikt deze strook namelijk als je pech hebt met de auto. Daarnaast mag de pechstrook ook gebruikt worden bij ongevallen.
De pechstrook is dus:
- niet bedoeld om op te rijden.
- niet bedoeld om op stil te staan.
- niet bedoeld om op de parkeren.
Mocht je gebruik moeten maken van de pechstrook (door bijvoorbeeld het kapot gaan van je auto), dan gelden de volgende regels:
Je moet een gevarendriehoek minimaal 100 meter vóór jouw auto op de pechstrook zetten voor aankomend verkeer. Op deze manier zijn andere automobilisten voor jouw stilstaande auto gewaarschuwd. Op gewone wegen moet de gevarendriehoek minimaal 30 meter ervoor worden geplaatst.
De bestuurder moet een fluojasje dragen als hij buiten de auto loopt. Dit om goed zichtbaar te zijn, zeker in het donker. Passagiers zijn niet verplicht dit te doen, maar het is aangeraden voor de veiligheid.
Maak gebruik van de praatpaal die naast de autosnelweg staat, indien aanwezig. Hierbij heeft het de voorkeur om hulp te bellen.
Als dit niet lukt, dan is het mogelijk om het internationaal alarmnummer 112 te bellen. Onthoud dit nummer goed.
1.2.2.3. De spitsstrook
Als het te druk wordt op de autosnelweg kan er file ontstaan. De file zorgt ervoor dat de doorstroom van auto´s erg laag kan worden. Daarom kan de pechstrook in dat geval voor een ander doeleinde worden gebruikt, namelijk als spitsstrook.
Deze strook is bedoeld om de doorstroom en capaciteit van de autosnelweg te verhogen en de file sneller te doen verlopen.
Vaak wordt deze strook aangegeven door een dikke, witte streeplijn met strepen van 10 meter en tussenafstanden van 2,5 meter .
Met elektronische borden boven het wegdek wordt aangegeven wanneer de spitsstrook mag worden gebruikt en wanneer niet.
Als er een groene pijl op het bord staat, is het toegestaan om op de strook te rijden. Als er een rood kruis staat, dan niet.
Bij pech mag je eigenlijk niet stoppen op de spitsstrook, maar je moet proberen om bijv. een vluchthaven te bereiken. Lukt dit niet, volg dan dezelfde procedure als hierboven.
Plaats de gevarendriehoek, trek het fluojasje aan en bel zo snel mogelijk hulp. Ga vervolgens achter de vangrail staan voor je eigen veiligheid.
1.2.2.4. Inhalen, de snelweg oprijden en overige regels
Bij het inhalen van andere automobilisten of vrachtwagen op de autosnelweg, geldt:
- Je wordt geacht zoveel mogelijk op de rechterrijstrook te rijden. Onnodig links rijden is dan ook verboden.
- Als je wilt inhalen, haal dan in via links. Een andere bestuurder inhalen via rechts is ten zeerste verboden.
Tijdens files:
Bij files gaan de bovenstaande regels niet op. Bij files is er ook geen sprake van inhalen omdat al het verkeer geremd is.
- Voor motorrijders tijdens file geldt dat ze tussen de twee linkse rijstroken in mogen rijden.
Hierbij mogen ze maximaal 20 km/uur harder rijden dan andere bestuurder tot een maximum van 50 km/uur.
De autosnelweg oprijden
De bestuurder die wil invoegen moet voorrang verlenen aan de bestuurders die al op de snelweg rijden.
Bestuurders die op de snelweg rijden mogen op de linker strook gaan rijden om ervoor te zorgen, dat de bestuurder makkelijker kan invoegen. Omdat je als oprijdende bestuurder voorrang moet verlenen, is er dus geen sprake van ritsen op de autosnelweg.
Wisselen van autosnelweg
Op een autosnelweg komen geen kruispunten voor. Toch kan het zijn dat op een bepaald punt twee autosnelwegen samen komen. Hiervoor bestaat er een verkeerswisselaar.
Een verkeerswisselaar zorgt ervoor dat je kan wisselen van autosnelweg.
Verkeerswisselaars worden vaak aangegeven met een groot, wit en vierkant bord. Daarop staan twee autosnelwegen die elkaar kruisen. Onder op het bord staat de afstand waarop de verkeerswisselaar plaatsvindt.
Wat er niet mag op de autosnelweg
Als laatste geven we je een overzicht met handelingen die verboden zijn op de autosnelweg. Veel van deze punten zijn vanzelfsprekend, maar toch bespreken we ze hier. Je mag als automobilist op de autosnelweg:
- niet parkeren op de rijstrook / pechstrook / oprit / afrit.
- niet over de dwarsverbinding of middenberm naar de andere kant van de autosnelweg rijden.
- niet achteruitrijden.
- niet tegen het verkeer in rijden (ook wel ´spookrijden´ genoemd)
- niet slepen met een noodkoppeling.
Als voetganger mag je een autosnelweg niet te voet oversteken.